Bij ieder bouwproject wordt tegenwoordig wel gesproken over duurzaamheid. Duurzame doelstellingen worden echter lang niet altijd vastgelegd in een prestatiecontract. En als dit gebeurt, ontbreekt vaak toetsing achteraf. Dit moet anders.
Begin augustus las ik dat het Wereld Natuur Fonds de mist in is gegaan door een partnerschap met KLM. Nederlands grootste luchtvaartmaatschappij vloog staatssecretaris Atsma voor het eerst in de geschiedenis de oceaan over in een deels met verwerkt frituurvet getankt toestel, en WNF verbond haar goede naam aan deze actie. De stunt haalde alle kranten, maar men was wel ‘vergeten’ te melden hoeveel friet gebakken moest worden om aan voldoende brandstof te komen: maar liefst 1 miljoen zakken patat voor een enkeltje. Dat betekent acht jaar patat eten per passagier om niet al voor de Ardennen uit de lucht te vallen! Gevolg: reputatieschade.
Dit voorbeeld onderstreept dat het vandaag de dag lang niet meer voldoende is om alleen een duurzaam imago te hebben, je moet dit ook waarmaken. Deze tegeltjeswijsheid geldt natuurlijk ook voor de bouw. Een groen imago is leuk, maar als het op papier duurzame kantoorpand dat je ontworpen, gebouwd of gekocht hebt in de praktijk een torenhoge elektriciteitsrekening met zich meebrengt, is er iets mis.
Echt duurzaam bouwen via een prestatiecontract
De mate waarin duurzaamheid in de praktijk tot uiting komt, hangt af van het samenspel tussen opdrachtgever, architect en uitvoerende partijen. Het spreekt voor zich dat het voor al deze partijen van groot belang is dat de vooraf bepaalde doelen ook daadwerkelijk behaald worden. Het is daarom logisch dat deze doelen vastgelegd en achteraf getoetst worden. Hiervoor bestaat bovendien een prachtig middel in de vorm van het prestatiecontract. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de ESCO’s die momenteel in de vastgoedmarkt voet aan de grond krijgen. Deze nemen de financiering, realisatie en het onderhoud van een duurzame investering op zich. Klanten betalen de ESCO vervolgens terug via een deel van de kostenbesparing.
Prestatiecontracten kunnen echter ook door bij de bouw of renovatie betrokken partijen worden ondertekend om vooraf bepaalde garanties op het gebied van o.a. energieprestatie, binnenklimaat en servicekosten vast te leggen. Hoewel in theorie kansrijk, maakt de bouw van deze contractvorm in de praktijk veel te weinig gebruik, zo blijkt uit het BouwKennis Jaarrapport Nederland 2012/2013. Van de hierin ondervraagde marktpartijen zegt slechts eenvijfde dat er altijd of meestal duurzame doelstellingen worden vastgelegd in een contract. Vier op de tien zegt zelfs dat dit nooit gebeurt voordat er met het werk wordt begonnen. Dit geldt voor architecten, maar bijvoorbeeld ook voor corporaties en overheden.
Doelstellingen worden vaak ook niet getoetst
De bouw laat duidelijk een kans liggen door dit soort prestatiecontracten nog niet massaal te omarmen. Men mist hiermee niet alleen een houvast om verwachtingen waar te maken, maar ook een tool om de aandacht voor duurzaamheid uit te breiden. Bedrijven die duurzame doelstellingen van tevoren wel vastleggen, besteden in het bouwproces namelijk aan vrijwel ieder aspect van duurzaam bouwen meer aandacht. Het vastleggen van duurzame doelstellingen is overigens maar de helft van het verhaal. Achteraf zal ook getoetst moeten worden of de verwachtingen zijn waargemaakt. Ook hieraan schort het in de bouwpraktijk. Van de ondervraagde partijen die ervaring hebben met duurzame prestatiecontracten zegt maar liefst de helft dat het resultaat hiervan aan het einde van hun werkzaamheden slechts soms getoetst wordt. Bij eentiende blijft toetsing zelfs helemaal achterwege.
Nu inspelen is straks profiteren
Het duurzaamheidvraagstuk vraagt om een serieuze aanpak. Er moeten Europese normen gehaald worden, grondstoffen raken op en het milieu staat onder grote druk. De bouwsector kan een enorme bijdrage leveren aan een oplossing voor deze problemen. Duurzaam willen bouwen is hierbij niet voldoende. We moeten garanderen dat wat we bouwen ook daadwerkelijk duurzaam is. Prestatiecontracten kunnen hierbij een sleutelrol vervullen. In de Nederlandse bouw zijn zulke contractvormen nog betrekkelijk nieuw. Dit is wellicht een van de redenen waarom veel bedrijven nog niet met deze contracten werken. Tot het zover is, schept dit overigens wel ruimte voor bedrijven die nu al energiezuinig bouwen, beheren en zeker genoeg zijn om hier garanties tegenover te stellen.
Natuurlijk moet er nog één en ander gebeuren voordat werken met een prestatiecontract resultaat oplevert. Zo zal er bijvoorbeeld besloten moeten worden hoe er achteraf getoetst zal worden. Dit vraagt om een keuze voor het juiste meetinstrument en ook om eventuele maatregelen wanneer een afspraak niet is nagekomen. Deze investering valt echter in het niet bij de winst die er geboekt kan worden wanneer we als sector de welbekende ‘Circle of Blame’ doorbreken en samen via heldere afspraken daadwerkelijke duurzame gebouwen produceren én garanderen.