De Nederlandse bouw is verzuild op basis van materiaalsoorten. Bedrijven hebben zich georganiseerd binnen materiaalclusters maar deze ontwikkeling moet juist doorbroken worden als we willen innoveren en anticiperen op de toekomst. Dit stelt Wim Poelman, visiting professor aan de TU/Delft. Wat bedoelt hij hier precies mee? En welke mogelijkheden biedt de ontzuiling de bouwkolom?
In perioden van crisis wordt er meer dan ooit nagedacht over de ontwikkeling van de branche. We hebben meer tijd om na te denken en proberen de vinger op de zere plek te leggen. Aan veel dingen kan de branche zelf niets doen. Tegen een internationale economische recessie is moeilijk op te boksen. Maar wat we wél kunnen (en moeten) doen is anticiperen op verwachte ontwikkelingen.
Kansen laten liggen
Volgens Poelman wordt er hard gewerkt aan duurzaam en energiezuinig bouwen en ingespeeld op de grotere dynamiek in de samenleving via flexibel bouwen. Ook is er aandacht voor de mogelijkheden van systemen waarmee de enorme voorraad bestaande gebouwen aan te passen is aan de moderne normen.
De bouw laat echter grote kansen liggen door niet ook te kijken naar de optimalisatie van materiaalgebruik, aldus de visiting professor. “Er wordt dan wel veelvuldig gesproken over ‘cradle to cradle’, ofwel het streven naar een gesloten materialencyclus, maar dit is niet voldoende om ook te komen tot economisch materiaalgebruik. Natuurlijk, stortkosten zullen blijven stijgen en invloed hebben op de bouwkosten, maar er zijn meer factoren die spelen. Bijvoorbeeld de hoeveelheid toegepast materiaal ten opzichte van de functie en de kosten voor de verwerking van de materialen tot bouwcomponenten. Voor verschillende functies zijn verschillende materialen het meest geschikt, dus het optimale gebouw, met haar vele functies zal altijd bestaan uit een mix van verschillende materialen. Maar de keuze voor materialen wordt nu nog veelal gebaseerd op de traditionele functie van het materiaal. Als we al in de ontwerpfase na gaan denken over het materiaalgebruik komen we tot optimalisatie van het materiaalgebruik. Dit biedt vele kansen in de bouw.”
Samenwerken is de sleutel
Conclusie: ontwikkelaars en leveranciers van verschillende materialen zullen met elkaar samen moeten werken bij de ontwikkeling van nieuwe materiaalsystemen. “Doorbreek die verzuiling op basis van materiaalsoorten. Het bevorderen van samenwerking tussen de verschillende branches levert kansen op die leiden tot beter verlopende processen en uiteindelijk ook kostenbesparingen. Zo kunnen we de huidige materialen op een intelligente manier toepassen en combineren tot nieuwe materialen.”
Veranderingen
Hiervoor moet nog wel één en ander veranderen aan de Nederlandse infrastructuur van de bouw. Poelman: “De meesten zullen het erover eens zijn dat de Nederlandse bouw verzuild is en wel op basis van materiaalsoorten. Bedrijven hebben zich georganiseerd in materiaalclusters. We kennen organisaties als de Betonvereniging, de Nederlandse Keramische Vereniging, het Centrum Bouwen in Staal, het Aluminiumcentrum, het Centrum Hout, de Vereniging Kunststof Composieten en de Vereniging van Nederlandse Glasfabrikanten, enzovoort. Deze branches wedijveren met elkaar om toegepast te worden. Er bestaat geen algemene vereniging voor leveranciers van materialen in de bouw, die als doel zou kunnen hebben om samenwerking tussen de branches te bevorderen. Dat een dergelijke algemene vereniging nut kan hebben blijkt uit de ontwikkelingen in de omroepwereld. Door samenwerking wordt niet alleen bespaard, maar wordt er tevens geïnnoveerd.”
Platform
Volgens Poelman zou er een platform moeten komen dat kansen en ontwikkelingen biedt op het gebied van materiaalgebruik. “Kijk naar het toekomstperspectief, maar ook naar de huidige stand van zaken en naar wat er de afgelopen jaren is geïmplementeerd. Wat kunnen we leren van de reeds toegepaste materialen? En hoe komen we tot optimale combinaties en nieuwe materialen?”
Integratie
Kansen schuilen er in ieder geval genoeg in de integratie van materialen. Poelman noemt enkele inspirerende voorbeelden, waarvan er vele al gerealiseerd zijn. “Neem bijvoorbeeld beton en staal. Beton verzorgt de druksterkte en staal de treksterkte. Een ander voorbeeld is beton en koolstof. Het omwikkelen van betonnen zuilen met koolstofvezel leidt tot grotere aardbeving bestendigheid. Het toepassen van metalen profielen in kunststof kozijnen leidt tot een onderhoudsvrije en stijve constructie.”
“Een meer recent voorbeeld is het coaten van staal met kunststof waarmee een ‘aaibaarder’ en corrosiebestendig product ontstaat. Ook recent is de luifel van het Stedelijk Museum, waarbij staalstructuur en composietstructuur niet zonder elkaar kunnen. In opkomst is de toepassing van textiel in de bouw. Hier is nog nauwelijks sprake van echte integratie met andere materialen. Dit is wel het geval met keramiek en kunststof schuim. Het verlijmen van ‘steenstrips’ op isolatiematerialen is duidelijk in opkomst, met name in de renovatie.”
Randvoorwaarden
Integratie is interessant, maar moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen, waarschuwt Poelman. “Het belangrijkste is dat er sprake moet zijn van economisch rendement. In het kader van hergebruik dienen componenten gescheiden te kunnen worden. De ontwikkelde systemen dienen tegemoet te komen aan de geldende en de te verwachte normering en wetgeving. Architecten dienen bereid te zijn de systemen toe te passen en er zullen nieuwe samenwerkingsvormen tussen bedrijven afkomstig uit verschillende branches tot stand te komen. Wanneer hieraan voldaan wordt, is er een wereld te winnen voor de bouw op het gebied van materiaalgebruik en innovatie.”